Een niet aangeboren hersenletsel

NAH staat voor ‘Niet Aangeboren Hersenletsel’. Een hersenletsel kan bijvoorbeeld ontstaan door een ongeval of een hersenbloeding. Maar er zijn ook andere oorzaken zoals bepaalde ziektes (bv. ziekte van Parkinson, MS …) of langdurig gebruik van alcohol.

De gevolgen van NAH verschillen van persoon tot persoon, maar veel personen met een niet aangeboren hersenletsel kampen o.m. met psychische problemen, geheugen- en concentratiestoornissen, verminderde sociale vaardigheden.

Vaak ondervinden deze mensen moeilijkheden om (terug) goed te functioneren in de maatschappij. Hun denken, voelen en handelen verschilt meestal van hun vrienden en familieleden. Werken, het invullen van vrije tijd, het zorgen voor zichzelf … zijn geen evidenties meer.

Een groot deel van personen met NAH verblijven continu in een instelling. Wie geluk heeft en omringd wordt door een sterk en uitgebreid netwerk kan terug zelfstandig wonen en functioneren.

Een aanzienlijk deel van de patiënten die opgenomen worden met een niet aangeboren hersenletsel lijdt aan het syndroom van Korsakov.

Het syndroom van Korsakov ontstaat na een ernstig tekort van vitamine B1. Een tekort aan vitamine B1 veroorzaakt schade aan bepaalde delen van de hersenen.

Dit syndroom komt vaak voor bij mensen met een ernstige en langdurige alcoholverslaving gecombineerd met zelfverwaarlozing en slechte voeding.

Kenmerkend aan deze aandoening zijn geheugenproblemen. Daarnaast  komen volgende kenmerken ook voor:

  • Verlies van besef van tijd en ruimte zoals weten welke dag van de week we zijn of weten wat wanneer gebeurd is en herkennen van een bepaalde plaats.
  • Opslaan van nieuwe informatie verloopt niet goed.
  • Moeilijk personen herkennen aan de naam, het gezicht of de stem.
  • Loop-, evenwichts- en coördinatiestoornissen. De bewegingen verlopen minder vloeiend en men heeft moeite met het inschatten van afstand of kracht van een beweging.
  • Emotionele veranderingen waaronder stemmingsschommelingen, makkelijk in paniek geraken en een algemeen angstgevoel.
  • Confabulatie: verhalen die niet of niet helemaal overeenstemmen met de werkelijkheid.
  • Planning- en organisatiestoornissen of niet meer in staat zijn problemen op te lossen. Het overzicht ontbreekt.
  • Gedragsverandering: Initiatief- en interesseverlies.
  • Weinig zelfinzicht, hun situatie en hun ziekte.

De diagnose wordt gesteld door een psychiater en/of een neuroloog. De behandeling is gericht op het leren omgaan met de aandoening, het trainen van nuttige routines, het aanpassen en het verwerken van het verlies.

Your browser is out-of-date!

Update your browser to view this website correctly. Update my browser now

×